In de aanloop naar ons vertrek uit Lausanne naar Rabat, las ik een boek over Marokko. Een boekje van een Nederlandse journalist in Marokko, standplaats Rabat. Hij gaf mij allerlei inzichten in dit land, haar cultuur, de mensen, de gekheid, de onvoorziene en totaal idiote gebeurtenissen die je meemaakt door je onder te dompelen. Zoals hij dat deed, doe ik het niet. Een man alleen, niet gebonden in elk geval door gezin, man en kinderen, kiest een ander pad. Wij kozen voor Rabat omdat we met kinderen zijn, waren we samen geweest dan was Casablanca misschien onze eerste keuze geweest. De journalist beschreef in zijn aantekeningen het wegdek in de hoofdstad en de erbarmelijkheid ervan. Wegen met gaten zo groot dat je een kleuter er in ziet verdwijnen. Twee jaar lang heb ik de meisjes naar dansles gebracht, twee keer per week en soms meer, in de voorbereiding naar een voorstelling toe. De weg, een gat. Links en rechts om gaten heen manoevrerend, reed ik de meisjes, met een volledig ontwrichte ruggengraat naar de dans. Vandaag bracht ik nog slechts een dochter naar de dans. Het wegdek is nu geasfalteerd. Geen gat meer te bekennen. We hadden ons voorbereid en verheugd op de eerste keer na het zomerreces. Een moment van herkenning, routine is soms best fijn. Geen oneffenheid te bekennen. Rabat gaat mee in de vaart der volkeren. Jammer vindt ze het wel, het paste nu eenmaal, zegt ze vanaf de achterbank, bij ons vaste ritje naar de dansschool. Hobbelend, hortend en stotend, zuchtend en steunend, een enkele keer een vloekende man die van top tot teen onder de modder verdween toen we tijdens een flinke bui te hard door een gat voorbij reden.
Eeuwigheid