Honderd keer ben ik langs de hoek gereden, even zovele keren heb ik gedacht te stoppen, maar alle keren tot gisteren ben ik steeds doorgereden. Gisteren heb ik de auto stil gezet, op de hoek, het raampje naar beneden laten zakken en de jongens aangesproken. Soms zijn ze met drie, een enkele keer met vijf en dikwijls staat er een tweetal op de hoek met het parkeerterrein van een hyper supermarkt aan de rand van Rabat. De jongens staan of liggen in de berm en verkopen fruit. Afhankelijk van het seizoen zie ik hen met zakken citroenen, mandarijnen, sinaasappels of granaatappels. Het prachtige fruit, dat licht geeft in de strakke zonnestralen van deze Marokkaanse winter, staat keurig in een rijtje opgesteld in plastic zakken. De bekende plastic tassen afkomstig van de supermarkt. De prijs die de jongens vragen, is ridicuul, zo laag. Maar een oudere verkoper bemoeit zich met de jonge handelaren en brengt de prijs nog verder naar beneden. Aanvankelijk wil ik alleen een zak met mandarijnen, ongeveer vijf kilo, maar de citroenen zijn zo mooi en diepgeel gekleurd met hier en daar een vleugje groen dat ik de verleiding niet kan weerstaan om ook een zak citroenen af te rekenen. Niet precies wetende wat ik met al dit fruit moet doen, vervolg ik mijn route richting huis.
Her en der in de stad, liggen grote verscholen landerijen. Soms geeft een openstaande poort uitzicht op een prachtig landerig weggetje met aan weers zijden eindeloze rijen sinaasappelbomen. Op een andere plek herken ik van verre de diepgroen gekleurde bladeren van de fruitbomen die boven de wit gekalkte muren uisteken. De stad heeft zich in razend tempo ontwikkeld de afgelopen decennia en het is op onverwachte lokaties dat men geconfronteerd wordt met de natuurlijke erfenissen uit het verleden van Rabat.
My Lemon Tree.